Woningwet 2015

Woningwet: regels voor woningcorporaties

Woningcorporaties moeten zorgen voor huurwoningen voor mensen met lagere inkomens. Aan welke spelregels corporaties moeten voldoen in een wet geregeld: de Woningwet.

De naam Woningwet verwijst naar vier opeenvolgende Nederlandse wetten die betrekking hebben op de volkshuisvesting. De eerste dateert uit 1901, de meest recente uit 2015.De eerste wet is de Woningwet 1901 die op 1 augustus 1902 in werking trad.[1] Het doel van de Woningwet was om bouw en bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen. Het was de eerste wet omtrent de volkshuisvesting in Nederland.Een halve eeuw later volgde de Woningwet 1962, die daadwerkelijk werd ingevoerd op 1 juli 1965.[2] Op 1 januari 1992 trad de derde wet, de Woningwet 1991, in werking en verving daardoor de oudere Woningwet 1962.[3] Deze Woningwet werd op zijn beurt opgevolgd door de vierde Woningwet, ingevoerd in 2015.

Waar de oorspronkelijke Woningwet de centrale rol van de overheid bij de woningbouw bevorderde, werd deze functie bij de drie herzieningen juist stapsgewijs afgebouwd.

Per 1 juli 2015 is de Herzieningswet Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting, met uitzondering van een aantal artikelen, in werking getreden. De Herzieningswet heeft gevolgen voor de Woningwet; de regels met betrekking tot woningbouwcorporaties zijn aangescherpt en creëren meer duidelijkheid. Het doel van de wet is dat woningcorporaties zich (opnieuw) gaan concentreren op hun kerntaak: het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen voor mensen met een laag inkomen, of aan mensen die om andere redenen moeilijk passende huisvesting kunnen vinden.

Per 1 januari 2021 is de Woningwet 2015 geactualiseerd. De vanaf 1 januari 2021 geldende versie vindt u hier